‘Met wie ben je vanmiddag naar het graf van mama gegaan?’
‘Eh..’ Aarzeling. ‘Dat weet ik niet meer. Ik vergeet zo veel.’
Zo is het. De lange termijn zit er nog goed in. Hij kan altijd veel vertellen over de oorlog, soms wel drie keer achter elkaar. ‘Vanuit ons huis zagen we hoe het vliegveld werd gebombardeerd. Het hele huis trilde. Ik ben onder de tafel gekropen en deed het in mijn broek van angst.’
Maar de korte termijn lijkt voortdurend gewist te worden.
‘Vind jij jezelf eigenlijk gevoelig?’
Bijna zichtbaar dwaalt hij door zijn gedachten. ‘Ja, ik denk het wel. Ik kan wel ontroerd raken door een gevoelige film.’
Het moet wel. Ik kan het niet van een vreemde hebben. Zijn ideale man was Humphrey Bogart: hard van buiten, zacht van binnen. In het huis waar ik opgroeide was er maar één de baas.
‘Oh, ik weet het alweer. Het was je broer. Die heeft me even naar het graf gebracht.’
Ik glimlach. Alsof een kleine zonnestraal het huis verlicht.

2 gedachtes over “7. Bogart”