“I must have been about four years old when father asked if I wanted to help with weeding in the garden. The garden was his pride – both the vegetable garden and the flower garden around the house. Mother loved flowers very much. She was called Marie Blom. And dad loved butterflies. He never used pesticides, because it killed the caterpillars and butterflies.
The weeding went so well that I got a piece of the garden for myself. I was allowed to maintain that all by myself. The next year father said: “You can do the whole garden, because I don’t really have time for it.”
From that moment on I was always busy in the garden. I tried to have as much flows as possible, all year round. And often passers-by paused to look at the sea of flowers in front of our house!”
De tuin
“Ik moet een jaar of vier zijn geweest toen vader vroeg of ik in de tuin wilde helpen met wieden. De tuin was zijn trots – zowel de groentetuin als de bloementuin om het huis. Moeder hield enorm van bloemen. Marie Blom werd ze genoemd. En vader hield van vlinders. Hij wilde ook nooit gif gebruiken, want daar gingen de rupsen en de vlinders dood aan.
Het wieden ging zo goed, dat ik een stukje tuin voor mijzelf kreeg. Dat mocht ik helemaal zelf onderhouden. En het jaar daarop zei vader: “Doe jij de hele tuin maar, want ik heb er eigenlijk geen tijd voor.”
Vanaf dat moment was ik altijd in de tuin bezig. Ik probeerde altijd zo veel mogelijk bloei te hebben, het hele jaar door. Vaak stonden voorbijgangers even stil om te kijken naar de bloemenzee voor ons huis!”