Soms vind je vlak bij huis de meest exotische locaties. Vorige week was ik in het Belgische Oostende, dat me verwende met een paar prachtige zonsondergangen. Met het on-Nederlandse licht leek het ver, heel ver weg. Dichtbij of ver weg, uiteindelijk zit het allebei in jezelf…
Elk jaar ben ik te laat, maar elk jaar een klein beetje minder te laat. Als de trend zo doorzet, dan zal ik volgend jaar misschien bijna op tijd zijn voor de kersenbloesem. Die hoor je natuurlijk in Japan te zien, maar dat is wat ver. Ik kies voorlopig voor de Japanse tuin in het Amsterdamse bos.
Onderweg naar mijn vader had ik 15 minuten om even snel uit te stappen, de vouwfiets te pakken en wat snapshots te maken. En ik was niet de enige: dranghekken en tijdelijke fietsenrekken moesten de enorme meute bezoekers in goede banen leiden. Nu vind ik mensen op een foto geen enkel probleem – vaak zelfs noodzakelijk om een foto voldoende interessant te maken. Maar dit waren er wat veel; bovendien waren mijn gedachten elders en wilde ik door. Dus hield ik de blik naar boven gericht.Wie volgend jaar zin heeft om met zonsopkomst in de Japanse tuin op de foto te gaan, moet maar even een seintje geven. Zet het vast in de agenda – en dan maar afwachten of de natuur zich aan jouw afspraak houdt.
Ooit was ik in Mallorca, waar ik erg graag de prachtige purperkoet op de foto wilde zetten. Dochter en vriendin hadden niet zo’n zin om mee te lopen en bleven liever in het cafeetje aan het begin van het lange, rechte pad door het moeras. Terwijl ik speurend verder liep hoorde ik ze opeens achter me schreeuwen. Ik draaide me om en gebaarde: “Wat is er?”
Weer riepen ze, en wezen mijn kant op. Ik begreep er niets van, en liep maar verder.
Later vertelden ze me gierend van de lach dat er een vlak achter mij rustig over het pad had gewandeld – die juist in de bosjes indook toen ik me omdraaide. En terwijl ik me omdraaide, rende een tweede achter mijn rug óók het pad over. Zij lagen dubbel – ik merkte niets.
Ik kreeg ze op de foto, maar ik had kunnen wachten tot deze winter. December 2021 werd de eerste purperkoet ooit in Nederland gezien, in Zevenhuizen. Meteen gevolgd door een tweede in Alblasserdam. Ik ben niet zo’n fanatieke twitcher die alle zeldzaamheden meteen afrent, dus ik heb ze lekker laten zitten.
Twee weken geleden was ik op die prachtige zondagochtend in Kinderdijk om de molens te fotograferen – die van de vorige blogpost. Iemand zag mijn telelens, en vroeg of ik nog zeldzame vogels had gezien. “Niet echt,” antwoordde ik. “De cetti’s zanger vind ik altijd wel leuk, want dat was vroeger een echte zeldzaamheid.” Een andere molen-fotograaf merkte op dat hij nog even zijn telelens ging halen voor de vogels. Ik ging rustig naar huis – een uur rijden – en kwam er pas dagen later achter dat die tweede purperkoet dus gewoon vierhonderd meter verderop langs hetzelfde fietspad had gezeten. Waar hij de hele winter had gezeten.
Nou ja, dat was toch wat te veel voor me. Het weekeinde daarna was de verwachting wederom stralend, en ben ik maar teruggekeerd. Nogmaals de molens bij zonsopkomst, en nu ook de purperkoet. Ik denk dat ik hem vanuit het riet heb horen grinniken.
(Op de laatste foto duikelt hij voorover omdat zijn poot bleef haken achter een rietstengel. Beetje onhandig zijn ze wel)
“Geen windmolens meer! Ze ontsieren het landschap!” Niks bijzonders die uitspraak, ware het niet dat het artikel dateerde uit achttienhonderd-zoveel. Ook toen al protest tegen al dat moderne gedoe dat ons landschap helemaal naar de vernieling hielp. Het is lang geleden dat mijn vader het artikel liet zien – Ik hoop dat ik het ooit nog ergens terugvind in zijn huis.
Dilemma: ’s ochtends nog even omdraaien in het warme bed, of eruit springen en op pad gaan? De keuze voor naar buiten is eigenlijk altijd de beste. Alle zintuigen worden geprikkeld: je voelt de koelte, het vocht, je ruikt de naderende lente, je hoort het ontwaken van de natuur… Misschien is dit wel de essentie van leven: om de schoonheid van de wereld zo intens te voelen binnenkomen.
En dan dat magische moment…
Terwijl aan de ene horizon de zon opkomt, gaat aan de andere de maan onder.
Er is maar één nadeel op een plek als deze. Je blijft foto’s maken. Elke minuut verandert het licht en is er weer iets nieuws te zien…
Er is maar één nadeel op een plek als deze. Je blijft foto’s maken. Elke minuut verandert het licht en is er weer iets nieuws te zien.
Een laatste blik op de windmolens… en dan op naar de volgende verrassing!
Herhaling, daar leer je van. Daarom legt hij het elke keer weer even uit, die leraar van mij. “Bij meditatie gaat het om de intentie. Je gedachten dwalen altijd af, dat kun je niet tegenhouden. Geeft niks, mag best. Als je merkt dat je bent afgedwaald, dan begin je gewoon weer opnieuw.”
Opnieuw beginnen. Voor ons westerlingen lijkt dat op falen. “Het is niet gelukt, het moet opnieuw.” Waarschijnlijk door ons lineair tijdsbesef, met een tijd die altijd maar één kant uit loopt, van oorzaak naar gevolg, van begin naar einde.
Met een circulaire kijk ziet het er anders uit. Dan is er geen begin of einde, maar zijn er gewoon stadia die doorlopen worden, stappen in een eeuwige beweging. Dan is het enige wat écht telt het nu. Niet de toekomst die ooit (misschien) bereikt kan worden. Niet het verleden dat is geweest en voortleeft als herinnering. Maar de intentie, actie, de energie van dit moment.
Eind januari, en de hazelaars staan in volle bloei. De katjes strooien het stuifmeel rond. Als je goed kijkt, dan zie je op sommige takken ook heel kleine rode puntjes, slechts een millimeter groot (ter vergelijking zie je mijn vingertop). Het zijn de bloempjes die het stuifmeel opvangen, om zich later te ontwikkelen tot hazelnoten.
Is de bloem een begin en de hazelnoot een einde? Uiteindelijk zijn bloem en hazelnoot ook momenten in continue kringloop. Als de hazelaar zijn laatste noten heeft gemaakt en afsterft, dan is er altijd wel een grotere kringloop waarvan hij onderdeel uitmaakt. Alle bouwstoffen afgebroken en omgevormd tot nieuwe onderdelen in ander kringlopen.
Elk jaar maak ik weer foto’s van die hazelaars. Misschien ben ik even afgedwaald, maar dan is het zaak om weer gewoon opnieuw te beginnen.
Ik vond een nest van een boommarter. Lang verhaal, geen boommarter gezien want die was al verhuisd. Voor de zekerheid heb ik daar toch maar twee avonden urenlang op de bosgrond gelegen. Geen straf, want het was prachtig weer, het geurde naar de zomer en er kwamen bosmuisjes voorbij, en raven en vele, vele andere bosdieren. Ik lag te genieten, maakte nog een foto van het prachtige schaduwenspel van de bladeren op de stam in de ondergaande zon… maar geen boommarter.
Een foto van een boom met latrine, met een nest waarvan je weet dat een moertjes haar jongen geeft gezoogd. Ik genoot, ik had de hele dag al volop foto’s gemaakt, ik wist eigenlijk wel dat ze al was verhuisd en ik had al foto’s van boommarters uit voorgaande jaren. Zou het nou nog veel uitmaken als opeens de boommarter toch wel zou verschijnen?
Ja. Het zou enorm verschil maken. Mijn ego zou een boost van jewelste krijgen, ik zou juichend naar huis gaan en tevreden in bed kruipen. Toch weer die hoopvolle verwachting, die wil om iets voor elkaar te krijgen.
Thuis pakte ik Nietzsche maar weer eens uit de kast. De Wil tot Macht, de Wil tot Realisatie. Ooit vond ik dan een veelbetekenend inzicht: de Wil als drijvende kracht van alles in de natuur! Nietzsche was een kind van zijn tijd, en vond zijn gelijk in het toen nog jonge Darwinisme en andere wat obscuurdere ideeën over strijd en overleving.
Wat is de wil van een klaproos? Om te groeien, om te bloeien, om zijn kelkbladen uit te slaan en zich te realiseren ten koste van alle andere planten om hem heen, zou Nietzsche waarschijnlijk zeggen. Maar waarom zou de bloem het eindpunt zijn? Zou het niet de wil van de klaproos zijn om alle levenskracht terug te trekken in kleine zaadjes en die te verspreiden voor een lekkere winterslaap? Of om samen met het gras te wuiven in de wind en te vieren dat eindelijk de zon weer volop schijnt?
De Wil leidt onvermijdelijk tot spanning, strijd, triomf en uiteindelijk teleurstelling. Hoe anders is de blik van een Boeddhist, die simpelweg zou zeggen dat je de klaproos kunt waarnemen – of niet. Alleen maar waarnemen wat er is, zonder iets aan je waarnemingen te veranderen. Net als de boommarter. Zij zit in de boom, of zij zit er niet. Of zij zit er zowel wel als niet, totdat ik haar waarneem of het lege nest. Eigenlijk dus Schrödingers boommarter.
Ik dacht altijd dat ik de enige was. In tekeningen en schilderijen maakte ik altijd opzettelijk een storende fout, zodat iedereen naar die fout zou kijken. “Het is een prachtig schilderij, alleen dat ene ding daar. Wat jammer nou, het is bijna perfect!” Voor mij schuilde de perfectie juist in die fout. Overigens vernam ik dat een gerenommeerd Japans schilder – ik ben zijn naam vergeten, als ik hem weer tegen kom zal ik het hier melden – precies hetzelfde deed. In elk kunstwerk één opzettelijke fout, om daarmee de hoogst mogelijke staat van perfectie te bereiken.
Onlangs nodigde iemand mij uit om tijdens een meditatie te proberen de volmaakte staat van ‘Zijn’ te benaderen. Het zou een gelukzalige staat moeten zijn, niet verstoord door gedachten of emoties. Geen wil om iets te bereiken of veranderen, alleen maar Zijn. Ik stelde me een soort zwart gat voor dat alles opzuigt zodat er niets meer overblijft. Helemaal niet fijn. Gelukkig heb ik die volmaakte staat nog lang niet bereikt, want tijdens de ‘volmaakte stilte’ hoorde ik het bloed ruisen door de bloedvaten in mijn oren, de rode bloedlichaampjes klotsend en botsend tegen elkaar en tegen de celwanden. Zoals ik al zei: mijn gedachten springen alle kanten op.
Perfectie is saai. Het is af. Je hoeft er niets meer mee en je kunt er ook niets meer mee. Een wit papier zonder enige smet, een ronde cirkel zonder ribbeling, wat heb je er aan? Juist de imperfectie trekt mij aan. De hap uit de zon vanmiddag tijdens de zonsverduistering. De klaprozen die alle regels van de kunst schenden. Zo wil ik het hebben.
Wie kan rusten in onvolmaaktheid, weet wat perfectie is.
Nee, het wordt geen ontmoeting. “Ik heb moeite met verwachtingen die mannen vaak van me hebben,” schrijft ze. “Ik voel me zelden tot iemand aangetrokken. Enthousiasme voel ik als ballast. Ik ben zeer gevoelig.”
Zelden aangetrokken. Ik ben verbaasd. Heeft ze het over mij? Ben ik enthousiast, heb ik verwachtingen? In dat laatste moet ik haar onmiddellijk gelijk geven. Ja, natuurlijk heb ik verwachtingen. Als ik ’s ochtend uit bed spring dan verwacht ik dat er naast het bed een vloer is die mij opvangt, en dat ik niet in een peilloze diepte stort. Ik denk er nooit zo over na, maar verwachtingen zijn de lijm van mijn wereld. Ik zal mijn macro lens maar meenemen, want misschien staat er wel ereprijs in de berm.
Een verwachting is een idee, een verhaal over de toekomst. Een verzinsel dus dat waarheid kan worden of niet. De verwachting zelf zal niet haar probleem zijn. Wel het gevoel bij die verwachting. Ik hoop maar dat er ereprijs staat! Hoopvolle verwachting leidt tot spanning, en spanning leidt tot vreugde of teleurstelling. Deze zwerftocht ben ik zonder doel begonnen, met alleen een vaag idee over de richting die ik zou gaan. En nu begint iemand over mijn verwachtingen, om vervolgens een barrière over mijn pad te gooien.
De ereprijs staat in de berm, en ik ben blij. De ontmoeting komt er niet, en ik realiseer me dat ik een schurend gevoel van afwijzing voel. “Ik denk dat verwachtingen zelden worden losgelaten,” schrijft ze, nog voordat ik heb kunnen nadenken over aantrekken, verwachten, ontmoeten en ereprijs. Morgen toch maar even uitkijken voordat ik weer uit bed spring.
In het bos zag ik een mierennest bomvol rode bosmieren. ‘Verrek zeg…’ dacht ik. ‘Dat lijken mijn gedachten wel!’ Het ‘voorjaarszonnen’ bij de bosmieren is een fenomeen dat je alleen op de eerste zonnige lentedagen kunt waarnemen. Het lijkt wel alsof alle mieren tegelijk naar buiten komen om samen feest te vieren. Waarschijnlijk nemen ze in hun lichaam warmte op, en brengen ze die vervolgens onder de grond het nest in.
Bij dzogchen meditatie is het de bedoeling dat je naar je gedachten kijkt. Hoe een gedachte opkomt, even bestaan en weer verdwijnt als er nieuwe gedachten opkomen. ‘Gedachten stilzetten kan niet,’ zegt mijn leraar altijd. ‘Dus vergeet die wellness meditatie waarbij wordt gezegd dat je nergens aan moet denken om tot rust te komen. Dat is volstrekt onmogelijk. Kijk hoe je gedachten voorbij komen, alsof je langs een rivier gaat zitten kijken naar de stroming.’
Ik heb altijd wat moeite met die metafoor. Mijn gedachten geven meestal de associatie met die keer dat er een brandende lucifer achteloos werd weggegooid in een doos vol vuurwerk. Alles knalt en sist en vliegt gillend de doos uit.
Maar nu heb ik een nieuwe metafoor, voor als het wat rustiger is van binnen. Dit nest bosmieren, een krioelende hoop beweging waarvan de precieze functie nog steeds niet helemaal duidelijk is. Machtig mooi toch, die natuur.
Ondertussen staren mij van alle kanten ogen aan. De wereld is interpretatie, en wat is de interpretatie van al die ogen? De kleine bonte specht werkt aan een nieuw hol, kijkt even op en besluit dat ik ongevaarlijk ben. Hij hakt door.
De zwarte specht heeft geen boodschap aan mij. Hij zit op de eieren en vraagt zich alleen maar af wanneer zijn partner komt om hem af te lossen.
De grote bonte specht…
Ai…! Ik hoor een plof naast me, een vage kreet en zie een schim opvliegen. De grote bonte specht zat naast me op de grond, en heeft vermoedelijk al zijn aandacht bij mij gehad toen ik langsliep. Een fatale fout. Had hij geweten dat ik geen bedreiging voor hem was, dan had hij misschien het échte gevaar gezien dat van achter op hem neerdaalde. Deze interpretatie heeft hem zijn leven gekost. Op een tak doodt de sperwer het tegenstribbelende dier en vliegt er daarna mee weg.
Het ree dan! Een prachtige spitser, in de kracht van zijn leven. Op de heenweg loopt hij argeloos langs zonder mij te zien. Ruim een uur later hoor ik achter me iets ritselen. De zon is juist onder, en als ik me omdraai ziet hij me deze keer wel. Hij staat stil, zich afvragend hoe hij mij moet interpreteren. Dan besluit hij dat hij zijn hindes moet waarschuwen, die met de kinderen in het bos lopen. Luid blaffend snelt hij weg.
Als laatste komt de das. Ook een zwerver – van al deze dieren voel ik me het meest verwant met de das. Hij ziet niet zoveel, maar interpreteert zijn wereld door te ruiken. Het is een kalme avond voor hem. Hij gaat even naar de toilet en begint dan rustig aan zijn nachtelijke tocht.
Waar ik ook kijk, overal is zó veel te zien! Wat een onvoorstelbare rijkdom. Zo veel moois, zo veel wonderen! ‘Ontroering is jouw emotie,’ zei een vriendin. Ze heeft gelijk, ik ben een en al ontroering en dankbaar dat ik zo mag genieten van mijn interpretatie van de wereld.