And there’s nature back home

A little more nature here, but now from Netherlands. These pictures are taken during a work-visit to a nature reserve in the dunes. First the the tree frog – boomkikker above. Genetic research proved that this population originated somewhere in the Mediterranean. Probably deliberately released, which could lead to a loss of genetic diversity.

Azure bluet – azuurwaterjuffer. Common in this part of Europe.

Lots of marsh helleborine – moeraswespenorchis here. Quite rare in the Netherlands, but if the water quality is okay it can pop up with a lot of enthusiasm.

Grasshopper – but what species? I’m afraid I don’t know, so feel free to leave your guess.

Another grasshopper, the great green bush-cricket – grote groene sabelsprinkhaan.

Parnassia, one of my favorites. Used to be quite rare, but thanks to the efforts of nature conservation organizations they have returned. Every day, one stamen rises until all five of them are standing up.

Last one: the common midwife toad. Also alien to this area, so probably also deliberately released. This was a young one. It still has it’s tadpole tail.

Still too much…

Previous post I said: Thousands of pictures. Too much nature. I´ll keep it brief this time.

First of all, that blue dragonfly above. I’m not sure of the species, it might indeed just be ´Blue dragonfly´. Feel free to mention the name if you know it. Same for the yellow one below. If you know the species, let me know! Both of them were resting in a small nature reserve between Savannah and Beaufort.

What´s next? An encounter with a snake near Chattahoochee river. Common garter, friendly and not poisonous. So no worries.

Sand martin. Whole families were learning their offspring to fly and hunt for insects above the river.

Another bird, a killdeer (why that name?). Common kind of plover. Picture taken while canoeing – it’s really great to jump in a canoe on a sunny day!

This one was taken in the city of Atlanta, Memorial Park, a few months ago. Some kind of mushroom – tried to capture the lightness and luminousity of it.

Last one to close this series: the bamboo forest at the banks of the river.

Too much nature!

Every time in the USA I am overwhelmed by the abundance of nature. There is so much to see! I come home with thousands of pictures. Let me show a few of them here.

I woke up with birds singing, and they kept on singing all day long. You don’t need to go out to do birding, you can just sit on your veranda and they come to you. The intense red of the Northern cardinal (Cardinalis cardinalis) – just can’t stop taking pictures! I have them hunting for insects in the grass, singing and hiding in the bushes, but this one I like most: sunbathing in the scorching sun.

Then the eastern bluebird (Sialia sialis). Such beautiful colours! Funny, the nuthatch in the Netherlands has almost the same colours, but is a little paler.

“Look at those cute squirrels!”
I was immediately corrected. “They are not cute. They are rats with a tail. They climb through the rain gutter, come into the house. They gnaw and make a huge mess!”
“They won’t be that bad will they?” I thought. But indeed. They’re everywhere. Really everywhere, in huge numbers, in and around the houses.
In Europe, the grey squirrel (Sciurus carolinensis) is considered an invasive alien species. They eradicated the indigenous red squirrel (Sciurus vulgaris) in most of the United Kingdom, as they are bigger, stronger and resistant to squirrel diseases they carry.

“What about those chipmunks? Those ‘ground squirrels’, as we call them?”
“Less bad than the grey squirrels. But I still don’t need them in the garden. They dig holes everywhere.”
I have to t confess: last week in my garden back home I saw mouse holes. Shrews probably, there are a lot of them here. And my first thought was: How do I get those bloody mice out of my garden?
Anyhow, the Eastern chipmunks (Tamias striatus) is not considered an invasive species in Europe. But it’s nephew, the Siberian chipmunk (Tamias sibiricus) is.

Another unwelcome animal. That is: In Europe again. Many red eared sliders (Trachemys scripta) have been imported as pets. So cute, these tiny baby-sliders with their flip-flop-feet! But baby sliders grow big, too big for small aquariums, and the entire house starts to smell. Eventually all these imported pet sliders are dumped in nature. No one wants to kill his pet, and the animal shelters are full. The pet industry doesn’t care – when a European ban on import and trade was imminent, thousands of extra baby sliders were rapidly imported and ‘put in storage’. To be able to continue selling them for some time after the ban. Anyhow, the one on the picture is enjoying his natural habitat. In the USA.

– To be continued –

Favoriete bosbewoner

Dit is vermoedelijk mijn favoriete bosbewoner: de boommarter. Echte, wilde natuur, zomaar in ons eigen Nederland. Het is alweer twee jaar geleden dat ik er voor het laatst een zag. Vorig jaar vond ik wel een bewoonde boom, maar nét te laat. Het gezin had de boom waarschijnlijk de week ervoor verlaten, te oordelen aan de latrine. Nu zit het moertje er nog. Vandaag tenminste – het zal niet de eerste keer zijn dat een gezinnetje van de ene op de andere dag verdwijnt…

Vandaag een groot deel van de dag gepost bij het nest, om te kijken hoe het staat met de gezinsuitbreiding. Het moertje kwam één maal buiten kijken, en hield het daarna voor gezien. Niet zo spectaculair, maar in het nest waren de jongen te horen. Ik gok dat ze over één of twee weken zo ver zullen zijn dat ze het nest verlaten. Het is te hopen dat iedereen dan de hond aan de lijn houdt.

Zo´n lange dag in het bos geeft altijd nieuwe ervaringen. Bijvoorbeeld de koolmezen en boomklevers, die geregeld langs komen om de latrine te inspecteren. Ik vermoed dat daar wel wat insecten te vinden zijn.

Ook leuk zijn de toevallige ontmoetingen met andere bosbewoners. Zoals deze rode eekhoorn, die even stil hield om te kijken. Verrek, zit daar nou een mens? Ja zeg, het is echt een mens! Nou ja, rustig doorlopen maar, en doen alsof ik hem niet heb gezien…

Lachen met purperkoeten

Ooit was ik in Mallorca, waar ik erg graag de prachtige purperkoet op de foto wilde zetten. Dochter en vriendin hadden niet zo’n zin om mee te lopen en bleven liever in het cafeetje aan het begin van het lange, rechte pad door het moeras. Terwijl ik speurend verder liep hoorde ik ze opeens achter me schreeuwen. Ik draaide me om en gebaarde: “Wat is er?”

Weer riepen ze, en wezen mijn kant op. Ik begreep er niets van, en liep maar verder.

Later vertelden ze me gierend van de lach dat er een vlak achter mij rustig over het pad had gewandeld – die juist in de bosjes indook toen ik me omdraaide. En terwijl ik me omdraaide, rende een tweede achter mijn rug óók het pad over. Zij lagen dubbel – ik merkte niets.

Ik kreeg ze op de foto, maar ik had kunnen wachten tot deze winter. December 2021 werd de eerste purperkoet ooit in Nederland gezien, in Zevenhuizen. Meteen gevolgd door een tweede in Alblasserdam. Ik ben niet zo’n fanatieke twitcher die alle zeldzaamheden meteen afrent, dus ik heb ze lekker laten zitten.

Twee weken geleden was ik op die prachtige zondagochtend in Kinderdijk om de molens te fotograferen – die van de vorige blogpost. Iemand zag mijn telelens, en vroeg of ik nog zeldzame vogels had gezien. “Niet echt,” antwoordde ik. “De cetti’s zanger vind ik altijd wel leuk, want dat was vroeger een echte zeldzaamheid.” Een andere molen-fotograaf merkte op dat hij nog even zijn telelens ging halen voor de vogels. Ik ging rustig naar huis – een uur rijden – en kwam er pas dagen later achter dat die tweede purperkoet dus gewoon vierhonderd meter verderop langs hetzelfde fietspad had gezeten. Waar hij de hele winter had gezeten.

Nou ja, dat was toch wat te veel voor me. Het weekeinde daarna was de verwachting wederom stralend, en ben ik maar teruggekeerd. Nogmaals de molens bij zonsopkomst, en nu ook de purperkoet. Ik denk dat ik hem vanuit het riet heb horen grinniken.

(Op de laatste foto duikelt hij voorover omdat zijn poot bleef haken achter een rietstengel. Beetje onhandig zijn ze wel)

Terug naar de natuur

Het was hoog tijd om er weer eens op uit te gaan voor vogelfoto’s. De keuze viel op IJmuiden, dat in de zon opeens wel de Mediterrané leek. Steenlopertje kwam rustig langs slenteren alsof ook hij een vakantiegevoel had.
Vaste bewoners in de wintermaanden zijn ook de paarse strandlopers. Altijd blij als ik die weer zie. Ik vind het een vriendelijke vogel met mooi verenkleed – en niet onbelangrijk: hij laat zich makkelijk fotograferen!
Een zeehond, vlak bij de kust! Ik dacht dat hij lag te  dutten op de typische zeehondenmanier, rechtop met de neus boven water. Maar toen hij zich omdraaide was een enorme vleeswond op de rug te zien. Ik bespaar u de foto’s daarvan. Waarschijnlijk geraakt door de schroef van een boot. Mij restte slechts verdriet en machteloosheid…
Ook deze lag even verderop nieuwsgierig te kijken. Zou het de partner zijn geweest? Mijn verbeelding drong me allerlei trieste gedachten op. Ja ik weet, in de natuur is het ook niet allemaal koek en ei. Maar toch…

Gelukkig was er ook een zwerm drieteenstrandlopertjes. Die doen me altijd wat. Het lijken van die vrolijke beestjes, altijd druk aan het rennen en ondertussen ook bezig met elkaar.

Dus ik dacht: “Ik wacht even tot ze opvliegen.” Maar zij dachten: we gaan slapen. Dat schoot natuurlijk niet op.

Ook op de pier: de kuifaalscholver. Het kleine, ranke familielid van de gewone aalscholver. Vogels van rotsige kusten, en redelijk vaste bezoekers van de IJmuidense pier en de zuidelijke delta. In 2013 broedde een paartje voor het eerst in Nederland, bij Neeltje Jans.

Dit is een jong. Ik ben blij met de foto, vooral met het groen iridiserende zonlicht op de veren van de onderrug. Een volwassen mannetje met kuif aan het begin van het broedseizoen zou ook mooi zijn, maar dat zat er vandaag niet in. Er is altijd een reden om er opnieuw op uit te gaan.

Je zal maar een jonge zilvermeeuw zijn. Geen zeldzaamheid waarvoor mensen van heinde en verre komen om te zien. Geen mooie kleuren. Geen olijke snoet. Geen gezellig rennen, geen hippelhuppel sprongetjes, geen zonnige zang. Zelfs niet het frisse wit en warme grijs van de volwassen vogels. Alleen maar die chagrijnige, argwanende kop.
 
Toch vind ik het een prachtvogel.
KBV’tjes worden ze wel genoemd: Kleine Bruine Vogeltjes. Van die zangvogeltjes die zich schuilhouden tussen het struikgewas en daarom niet goed te determineren zijn. Dit was een KGV’tje: een Klein Groengeel Vogeltje. Er zat een kleine familie die alleen hoge contactroepjes piepten. Vanwege de kleur dacht ik aan een fitis; wel gek hier op de kale pier want fitissen zijn van bos en park. Thuis nog maar eens goed gekeken en verdraaid, hij had zwarte pootjes. Dus geen fitis maar een tjiftjaf. Net zo gek, want die zitten normaliter óók in het struikgewas. En om het extra moeilijk te maken: tjiftjafs zijn gewoonlijk weer niet zo groengeel. KGV’tje blijft het dus maar, totdat hij een keer gaat zingen.

46. Rust

Chateau Valogne was een verademing. In meerdere opzichten een tussenstop op deze zwerftocht. Ik genoot van de heuvels van de Morvant en de vele planten en dieren die er waren te zien. IJsvogels scheerden over de rivier, grauwe klauwieren postten op de telefoondraden, zwarte roodstaarten hadden hun nest boven één van de houten karren, knautia’s bloeiden, kleine parelmoervlinders fladderden rond en waterjuffers – ik denk azuurjuffers, maar kon de fel oranje stigmata niet plaatsen – waren volop bezig met hun paringsrituelen. En de rode rozen… met de kennis van nu beschouw ik die als een aankondiging van wat later zou komen.

Het kasteel deed iets met mij. En het gooide er nog wat bovenop dankzij het boek dat mijn dochter mij cadeau had gedaan: The 7 1/2 deaths of Evelyn Hardcastle van Stuart Turton. Een bijzonder verhaal, waarbij de hoofdpersoon in een (Engels) landhuis met allerlei kamers en gasten een moord moet oplossen. En daarbij op een of andere manier dezelfde dag beleeft in verschillende lichamen, met de bijbehorende verschillende karaktereigenschappen. Ondertussen zat ik in een groep mensen met allemaal hun eigen karakter en geschiedenis, die naar dit kasteel in Sommant waren gekomen voor meditatie en begeleiding op hun spirituele pad door Jan Geurtz – met als uitgangspunt dat het ego, en dus je karakter, ook maar een verzinsel is. In dit kasteel met al zijn gangen en kamers en mensen, was er bij het wegleggen van het boek altijd even wat verwarring als mijn geest het verhaal uit het boek verving door het verhaal van de werkelijkheid. Oh ja, er was een boek met een Engels kasteel vol mensen en een hoofpersoon die iets moest oplossen, en er was een verblijf in een Frans chateau ook vol mensen en een hoofdpersoon die iets wilde vinden.

En wat dan met die geest uit het verleden? Tijdens al dat speurwerk zag ik opeens parallellen tussen de middelbare schooltijd en de groepsprocessen die zich daar afspeelden, en de groepsprocessen hier. De gevoelens van nu leken sprekend op die van vroeger. En dus liet ik me maar meestromen met wat zich aandiende.

Wat ik zeg: het was een verademing.

40. Zelfbeeld

Twee kleine stukjes in Psychologie Magazine. Het ene stukje zei: Twee weken lang jezelf zijn op social media verbetert je stemming en welzijn. Dat riep meteen de vraag op: Wanneer ben ik dan mijzelf? Kan ik ooit niet mezelf zijn? In het tweede artikeltje las ik dat er zoiets bestond als ‘narratieve psychologie’, een stroming in de psychologie die ervan uitgaat dat het verhaal dat we onszelf vertellen voor een belangrijk deel bepaalt hoe we ons leven ervaren. Zie je wel! Jezelf zijn is dus afhankelijk van het verhaal dat je over jezelf vertelt.

Mijn wereld hangt aan elkaar van verhalen. Verhalen die ik mezelf vertel, verhalen die ik een ander vertel en verhalen die ik hoor van anderen. De achterkant van de maan ken ik bijvoorbeeld alleen maar uit verhalen, niet uit eigen ervaring. De boommarter heb ik niet gezien, maar de sporen in het bos vertellen me dat ze in de holle boom haar jongen heeft grootgebracht.

Eén van mijn favoriete verhalen: dat ik een eenzame buitenzwerver ben. In mei hoorde ik twee haviken paren – ik had het nog nooit gehoord maar wist meteen dat het een paring moest zijn. Twee schimmen vlogen weg door de bomen. Ik ben de volgende dag gaan zoeken en vond hun nest, toen nog leeg. Sindsdien loop ik in de lunchpauze geregeld langs het nest. De ouders zijn schuw, laten zich wel horen maar vrijwel nooit zien. Er zijn eieren gekomen en de jongen hebben inmiddels de leeftijd bereikt dat ze nieuwsgierig de wereld in kijken. Volgende week zullen ze hun eerste stappen buiten het nest doen.

Ik weet het, nestfotografie is ‘not done’. Maar ja, ik kom er bijna elke dag langs op mijn lunchwandeling. Het enige wat ik hoef te doen is de camera even oprichten. Moeder is altijd in de buurt, ik hoor haar vaak en één maal is ze even komen kijken, laag over mij heen scherend.

Nestfotografie geeft verstoring. Maar wat dan met dat nest van die houtduiven? Die suffe dieren zoeken de verstoring zelf op, hebben het in hun kleine koppie gehaald om pal achter mijn keukendeur te gaan nestelen. Als ik de deur stevig open doe, krijgt moeder in haar nest een optater. Ik heb me maar aangeleerd om héél voorzichtig en rustig pratend de keukendeur op een kier te zetten en naar buiten te glippen. Het verhaal dat ik mijzelf daar vertel is dat de dieren mij wel aardig vinden, anders zouden ze zo’n plek toch niet uitzoeken. Op de foto lijkt ze argwanend in de lens te kijken, maar ze zat zich rustig te poetsen, schikte nog een takje, en ging even verzitten. Ik denk zomaar dat haar eieren in deze hitte zijn uitgekomen, want er lag een donsveertje met wat bloed op de grond.

Ik ben liever buiten dan binnen, geloof ik. Even kijken hoe het met alle planten en dieren gaat. Vorig jaar fotografeerde ik overdag, om een uur of 12 ’s middags, een jonge das. Het dier was totaal niet bang, eerder verbaasd om mij op vier meter afstand te zien, en scharrelde rustig door. Thuis zag ik pas dat hij zijn rechteroog miste. Arm dier, ik gaf hem weinig kans op overleving. Maar vorige week zag ik dezelfde das weer, zonder rechteroog, groter en sterker dan vorig jaar. Deze keer koos hij toch maar het zekere voor het onzekere, en verdween in de struiken. Ook dat is een verhaal dat ik mijzelf vertel, dat ik een band heb met de dieren die hier wonen.

Onzin natuurlijk. Het zijn en blijven mijn gedachten, van het type verhalen om de wereld betekenis te geven, om mijzelf betekenis te geven. Je ware ik, zegt mijn spiritueel leraar, is de waarnemer van al die gedachten, zintuiglijke prikkels en emoties. Twee weken ‘jezelf’ zijn op social media kan in die optiek helemaal niet. Het enige wat kan, is dat je jezelf gedraagt in overeenstemming met één van de verhalen die je over jezelf vertelt. Bijvoorbeeld het verhaal van een buitenzwerver.

26. Loslaten

Het is een gouden regel bij excursies: Vertel nooit wat er niet is te ervaren. “Als u hier vorige maand was geweest, dan had u volop gezang van vogelen gehoord.” Ja lekker dan, we waren hier niet vorige maand dus eigenlijk zeg je dat het vandaag gewoon een prut-excursie is.

Ik zeg: u ziet bij dit blogje géén zwarte spechten.

Het is een gouden regel bij schrijven: Kill your darlings! Al die ideeën, zinnen, woorden die je geniaal vindt – weg ermee! Alles moet ten dienste staan van het verhaal, en overbodige ballast moet weg.

Ik had dus een geweldig idee voor dit blog. Het zou gaan over loslaten, en hoe belangrijk dat is.

Al zo’n twintig jaar mis ik het uitvliegen van spechten. Grote bonte spechten, groene spechten, zwarte spechten: ik volg ze op de voet en verheug me altijd op het moment van uitvliegen. Maar ja, dan komt het werk tussendoor en moet je ook andere nuttige dingen doen. Het dichtstbij was ik in 2012 met een groene specht die ik weken had gevolgd. ’s Ochtends zag ik de vader nog voeren, daarna moest ik even werken, en in de avond was het nest leeg. Oh, en een paar jaar later toen ik bij de zwarte spechten een leeg nest vond en opeens een jong achter me op de stam zag zitten, dat die ochtend dus was uitgevlogen.

Maar dit jaar dan! Héél stiekem hadden de zwarte spechten toch zitten broeden. Waar ze vorig jaar uitbundig roepend hun nieuwe gezin aankondigden, was het dit jaar opvallend stil. Hoewel ik bijna elke dag even kwam kijken heb ik zelfs getwijfeld óf er wel werd gebroed.

Tot deze ochtend. Zoals gebruikelijk zaten de twee jongen – jongetje en meisje – luid te krassen op de rand van het nest. Ongelooflijk, ik had het hele broeden en voeren en alles wekenlang gemist, en nu stonden ze al op het punt van uitvliegen! En het was meteen duidelijk dat het vandaag zou gebeuren.

Eindelijk, na twintig jaar, zou ik spechten zien uitvliegen. De zwarte nog wel. Zo vaak al heb ik de ouders in de buurt van het nest zien zitten roepen: ‘Kom dan, kom dan, je kunt naar buiten komen!” Meestal hadden de kinderen er nog geen zin in, en duurde het nog een paar dagen voordat het nest opeens leeg was. En nu! Op het punt van springen, en daar stond ik met mijn camera.

Ik nestelde mij tegen een boom en wachtte tot de ouders zouden komen roepen.

Toen zag ik ze. Vader en moeder zwarte specht, bij elkaar op een boom iets verderop. Rustig wachtend, kijkend naar mij. De jongen hingen uit het nest, en nu pas viel me op dat ze veel in de richting van hun ouders keken. En de ouders bleven wachten, stil.

Damn! Mijn aanwezigheid was een verstoring. In tegenstelling tot al die andere spechten in al die andere jaren zouden juist deze ouders geen geluid maken zolang ik in de buurt was. Ik stond op. Dan maar geen foto’s.

Waarom kost loslaten zoveel moeite? Waarom doe dat zo veel pijn? Het is nodig. Ouders moeten kinderen laten gaan. Kinderen moeten ouders laten gaan. Geliefden moeten elkaar laten gaan. Ik vind afscheid nemen verschrikkelijk, vooral van mensen. Maar onlangs heb ik iets ontdekt. Wat nou precies het meeste pijn doet. Dat is het afscheid nemen van alle dromen. Dromen van een toekomst samen, van de plannen die je had. Dromen in de vorm van herinneringen aan wat je samen hebt gedaan; herinneringen die een prachtige zonnige gloed krijgen. Het meest pijnlijke van afscheid nemen, is het afscheid nemen van je dromen.

Toen ik me dat realiseerde, werd het opeens veel makkelijker. Jammer dan van die spechten. Laat het maar een droom blijven om dat uitvliegen ooit te zien. Belangrijker is dat ze goed terecht komen. De volgende ochtend was het nest inderdaad leeg en hoorde ik de ouders in de omgeving roepen, bezig met hun nu vrije kinderen.

Na twintig jaar dus geen foto’s. Ook bij dit blogje géén foto’s van de zwarte spechten die uitvliegen, zelfs niet van de ouders en jongen als illustratie bij een tekst over ‘loslaten’. Die foto’s houd ik voor mijzelf, voor mijn droom. Want als ik zo bezig blijf met wat ik allemaal niet hebt, vergeet ik misschien te kijken. Zeg nou zelf, zo’n steenuil is toch ook een schatje?

Intermezzo: De winkel is open!

Zin om te shoppen? Dat kan! Ik ben enorm trots dat ik vandaag mijn eerste winkel kan openen. Op de nieuwe pagina Shop kunt u kiezen tussen kunstwerken met een bijzondere emotionele of artistieke waarde die in een beperkte oplage door mijzelf worden verkocht, of werk waarvan de verkoop wordt geregeld via Werk aan de Muur. In alle gevallen kiest u de uitvoering die het best bij u past: het formaat en ook het medium waarop wordt gedrukt (bijvoorbeeld papier, canvas, aluminium of perspex).

Alleen het beste

Alleen de allerbeste foto’s van de allerbeste kwaliteit krijgen een plekje in de winkel. Zodat u met een gerust hart de foto desnoods billboard – formaat kunt laten afdrukken. En mocht u niet vinden wat u zoekt of foto’s willen gebruiken voor andere doelen, aarzel dan niet om een berichtje te sturen.

Kijk gerust even rond in de Shop. Ik ben benieuwd wat u ervan vindt!

(de foto hierboven staat bij Werk aan de Muur, getiteld ‘Oude westen in nieuw Nederland’. Het lijkt een tafereel uit het oude westen, maar het is Nederland. Heckrunderen op de Hellegatsplaten)