45. Chateau Valogne

En zo bereikte ik op mijn zwerftocht Chateau Valogne in de Morvan, Frankrijk. Het kasteel was gelegen juist even buiten het dorp Sommant aan de voet van groene heuvels langs een kleine rivier.

Zodra ik ommuurde tuin binnenkwam, wikkelde het verleden zich als een warme deken om me heen. Hier zat ik voor een week meditatie en les over Dzogchen door Jan Geurtz. Retraite, vakantie, bijkomen van het zwerven en nieuwe energie opdoen voor het vervolg.

En natuurlijk de balans opmaken: wat had deze zwerftocht tot dusverre gebracht? Ik had mensen ontmoet en hun portretten gemaakt. Als je er in gelooft, zouden het zomaar engelen kunnen zijn als begeleiders op de tocht. Ik had gevoel teruggevonden, gevoel dat lang opgesloten had gezeten en nu weer uitbundig rondfladderde in de nieuw verworven vrijheid. Ik had de wereld doorzien voor wat zij was: niet meer dan een fantasie, een verhaal. Ik had geleerd om mijn pijn te omarmen en lief te hebben.

En juist op het moment dat ik dacht dat ik wel zo’n beetje klaar was, bleek dat er geen kasteel bestaat zonder spoken. In een duistere ruimte trof ik een geest uit het verleden.

Mijzelf.

40. Zelfbeeld

Twee kleine stukjes in Psychologie Magazine. Het ene stukje zei: Twee weken lang jezelf zijn op social media verbetert je stemming en welzijn. Dat riep meteen de vraag op: Wanneer ben ik dan mijzelf? Kan ik ooit niet mezelf zijn? In het tweede artikeltje las ik dat er zoiets bestond als ‘narratieve psychologie’, een stroming in de psychologie die ervan uitgaat dat het verhaal dat we onszelf vertellen voor een belangrijk deel bepaalt hoe we ons leven ervaren. Zie je wel! Jezelf zijn is dus afhankelijk van het verhaal dat je over jezelf vertelt.

Mijn wereld hangt aan elkaar van verhalen. Verhalen die ik mezelf vertel, verhalen die ik een ander vertel en verhalen die ik hoor van anderen. De achterkant van de maan ken ik bijvoorbeeld alleen maar uit verhalen, niet uit eigen ervaring. De boommarter heb ik niet gezien, maar de sporen in het bos vertellen me dat ze in de holle boom haar jongen heeft grootgebracht.

Eén van mijn favoriete verhalen: dat ik een eenzame buitenzwerver ben. In mei hoorde ik twee haviken paren – ik had het nog nooit gehoord maar wist meteen dat het een paring moest zijn. Twee schimmen vlogen weg door de bomen. Ik ben de volgende dag gaan zoeken en vond hun nest, toen nog leeg. Sindsdien loop ik in de lunchpauze geregeld langs het nest. De ouders zijn schuw, laten zich wel horen maar vrijwel nooit zien. Er zijn eieren gekomen en de jongen hebben inmiddels de leeftijd bereikt dat ze nieuwsgierig de wereld in kijken. Volgende week zullen ze hun eerste stappen buiten het nest doen.

Ik weet het, nestfotografie is ‘not done’. Maar ja, ik kom er bijna elke dag langs op mijn lunchwandeling. Het enige wat ik hoef te doen is de camera even oprichten. Moeder is altijd in de buurt, ik hoor haar vaak en één maal is ze even komen kijken, laag over mij heen scherend.

Nestfotografie geeft verstoring. Maar wat dan met dat nest van die houtduiven? Die suffe dieren zoeken de verstoring zelf op, hebben het in hun kleine koppie gehaald om pal achter mijn keukendeur te gaan nestelen. Als ik de deur stevig open doe, krijgt moeder in haar nest een optater. Ik heb me maar aangeleerd om héél voorzichtig en rustig pratend de keukendeur op een kier te zetten en naar buiten te glippen. Het verhaal dat ik mijzelf daar vertel is dat de dieren mij wel aardig vinden, anders zouden ze zo’n plek toch niet uitzoeken. Op de foto lijkt ze argwanend in de lens te kijken, maar ze zat zich rustig te poetsen, schikte nog een takje, en ging even verzitten. Ik denk zomaar dat haar eieren in deze hitte zijn uitgekomen, want er lag een donsveertje met wat bloed op de grond.

Ik ben liever buiten dan binnen, geloof ik. Even kijken hoe het met alle planten en dieren gaat. Vorig jaar fotografeerde ik overdag, om een uur of 12 ’s middags, een jonge das. Het dier was totaal niet bang, eerder verbaasd om mij op vier meter afstand te zien, en scharrelde rustig door. Thuis zag ik pas dat hij zijn rechteroog miste. Arm dier, ik gaf hem weinig kans op overleving. Maar vorige week zag ik dezelfde das weer, zonder rechteroog, groter en sterker dan vorig jaar. Deze keer koos hij toch maar het zekere voor het onzekere, en verdween in de struiken. Ook dat is een verhaal dat ik mijzelf vertel, dat ik een band heb met de dieren die hier wonen.

Onzin natuurlijk. Het zijn en blijven mijn gedachten, van het type verhalen om de wereld betekenis te geven, om mijzelf betekenis te geven. Je ware ik, zegt mijn spiritueel leraar, is de waarnemer van al die gedachten, zintuiglijke prikkels en emoties. Twee weken ‘jezelf’ zijn op social media kan in die optiek helemaal niet. Het enige wat kan, is dat je jezelf gedraagt in overeenstemming met één van de verhalen die je over jezelf vertelt. Bijvoorbeeld het verhaal van een buitenzwerver.

38. De wil van de klaproos

Ik vond een nest van een boommarter. Lang verhaal, geen boommarter gezien want die was al verhuisd. Voor de zekerheid heb ik daar toch maar twee avonden urenlang op de bosgrond gelegen. Geen straf, want het was prachtig weer, het geurde naar de zomer en er kwamen bosmuisjes voorbij, en raven en vele, vele andere bosdieren. Ik lag te genieten, maakte nog een foto van het prachtige schaduwenspel van de bladeren op de stam in de ondergaande zon… maar geen boommarter.

Een foto van een boom met latrine, met een nest waarvan je weet dat een moertjes haar jongen geeft gezoogd. Ik genoot, ik had de hele dag al volop foto’s gemaakt, ik wist eigenlijk wel dat ze al was verhuisd en ik had al foto’s van boommarters uit voorgaande jaren. Zou het nou nog veel uitmaken als opeens de boommarter toch wel zou verschijnen?

Ja. Het zou enorm verschil maken. Mijn ego zou een boost van jewelste krijgen, ik zou juichend naar huis gaan en tevreden in bed kruipen. Toch weer die hoopvolle verwachting, die wil om iets voor elkaar te krijgen.

Thuis pakte ik Nietzsche maar weer eens uit de kast. De Wil tot Macht, de Wil tot Realisatie. Ooit vond ik dan een veelbetekenend inzicht: de Wil als drijvende kracht van alles in de natuur! Nietzsche was een kind van zijn tijd, en vond zijn gelijk in het toen nog jonge Darwinisme en andere wat obscuurdere ideeën over strijd en overleving.  

Wat is de wil van een klaproos? Om te groeien, om te bloeien, om zijn kelkbladen uit te slaan en zich te realiseren ten koste van alle andere planten om hem heen, zou Nietzsche waarschijnlijk zeggen. Maar waarom zou de bloem het eindpunt zijn? Zou het niet de wil van de klaproos zijn om alle levenskracht terug te trekken in kleine zaadjes en die te verspreiden voor een lekkere winterslaap? Of om samen met het gras te wuiven in de wind en te vieren dat eindelijk de zon weer volop schijnt?

De Wil leidt onvermijdelijk tot spanning, strijd, triomf en uiteindelijk teleurstelling. Hoe anders is de blik van een Boeddhist, die simpelweg zou zeggen dat je de klaproos kunt waarnemen – of niet. Alleen maar waarnemen wat er is, zonder iets aan je waarnemingen te veranderen. Net als de boommarter. Zij zit in de boom, of zij zit er niet. Of zij zit er zowel wel als niet, totdat ik haar waarneem of het lege nest. Eigenlijk dus Schrödingers boommarter.

36. Onvolmaakt

Ik dacht altijd dat ik de enige was. In tekeningen en schilderijen maakte ik altijd opzettelijk een storende fout, zodat iedereen naar die fout zou kijken. “Het is een prachtig schilderij, alleen dat ene ding daar. Wat jammer nou, het is bijna perfect!” Voor mij schuilde de perfectie juist in die fout. Overigens vernam ik dat een gerenommeerd Japans schilder – ik ben zijn naam vergeten, als ik hem weer tegen kom zal ik het hier melden  – precies hetzelfde deed. In elk kunstwerk één opzettelijke fout, om daarmee de hoogst mogelijke staat van perfectie te bereiken.

Onlangs nodigde iemand mij uit om tijdens een meditatie te proberen de volmaakte staat van ‘Zijn’ te benaderen. Het zou een gelukzalige staat moeten zijn, niet verstoord door gedachten of emoties. Geen wil om iets te bereiken of veranderen, alleen maar Zijn. Ik stelde me een soort zwart gat voor dat alles opzuigt zodat er niets meer overblijft. Helemaal niet fijn. Gelukkig heb ik die volmaakte staat nog lang niet bereikt, want tijdens de ‘volmaakte stilte’ hoorde ik het bloed ruisen door de bloedvaten in mijn oren, de rode bloedlichaampjes klotsend en botsend tegen elkaar en tegen de celwanden. Zoals ik al zei: mijn gedachten springen alle kanten op.

Perfectie is saai. Het is af. Je hoeft er niets meer mee en je kunt er ook niets meer mee. Een wit papier zonder enige smet, een ronde cirkel zonder ribbeling, wat heb je er aan? Juist de imperfectie trekt mij aan. De hap uit de zon vanmiddag tijdens de zonsverduistering. De klaprozen die alle regels van de kunst schenden. Zo wil ik het hebben.

Wie kan rusten in onvolmaaktheid, weet wat perfectie is.

34. Verwachting

Nee, het wordt geen ontmoeting. “Ik heb moeite met verwachtingen die mannen vaak van me hebben,” schrijft ze. “Ik voel me zelden tot iemand aangetrokken. Enthousiasme voel ik als ballast. Ik ben zeer gevoelig.”

Zelden aangetrokken. Ik ben verbaasd. Heeft ze het over mij? Ben ik enthousiast, heb ik verwachtingen? In dat laatste moet ik haar onmiddellijk gelijk geven. Ja, natuurlijk heb ik verwachtingen. Als ik ’s ochtend uit bed spring dan verwacht ik dat er naast het bed een vloer is die mij opvangt, en dat ik niet in een peilloze diepte stort. Ik denk er nooit zo over na, maar verwachtingen zijn de lijm van mijn wereld. Ik zal mijn macro lens maar meenemen, want misschien staat er wel ereprijs in de berm.

Een verwachting is een idee, een verhaal over de toekomst. Een verzinsel dus dat waarheid kan worden of niet. De verwachting zelf zal niet haar probleem zijn. Wel het gevoel bij die verwachting. Ik hoop maar dat er ereprijs staat! Hoopvolle verwachting leidt tot spanning, en spanning leidt tot vreugde of teleurstelling. Deze zwerftocht ben ik zonder doel begonnen, met alleen een vaag idee over de richting die ik zou gaan. En nu begint iemand over mijn verwachtingen, om vervolgens een barrière over mijn pad te gooien.

De ereprijs staat in de berm, en ik ben blij. De ontmoeting komt er niet, en ik realiseer me dat ik een schurend gevoel van afwijzing voel. “Ik denk dat verwachtingen zelden worden losgelaten,” schrijft ze, nog voordat ik heb kunnen nadenken over aantrekken, verwachten, ontmoeten en ereprijs. Morgen toch maar even uitkijken voordat ik weer uit bed spring.

33. Krioelen

In het bos zag ik een mierennest bomvol rode bosmieren. ‘Verrek zeg…’ dacht ik. ‘Dat lijken mijn gedachten wel!’ Het ‘voorjaarszonnen’ bij de bosmieren is een fenomeen dat je alleen op de eerste zonnige lentedagen kunt waarnemen. Het lijkt wel alsof alle mieren tegelijk naar buiten komen om samen feest te vieren. Waarschijnlijk nemen ze in hun lichaam warmte op, en brengen ze die vervolgens onder de grond het nest in.

Bij dzogchen meditatie is het de bedoeling dat je naar je gedachten kijkt. Hoe een gedachte opkomt, even bestaan en weer verdwijnt als er nieuwe gedachten opkomen. ‘Gedachten stilzetten kan niet,’ zegt mijn leraar altijd. ‘Dus vergeet die wellness meditatie waarbij wordt gezegd dat je nergens aan moet denken om tot rust te komen. Dat is volstrekt onmogelijk. Kijk hoe je gedachten voorbij komen, alsof je langs een rivier gaat zitten kijken naar de stroming.’

Ik heb altijd wat moeite met die metafoor. Mijn gedachten geven meestal de associatie met die keer dat er een brandende lucifer achteloos werd weggegooid in een doos vol vuurwerk. Alles knalt en sist en vliegt gillend de doos uit.

Maar nu heb ik een nieuwe metafoor, voor als het wat rustiger is van binnen. Dit nest bosmieren, een krioelende hoop beweging waarvan de precieze functie nog steeds niet helemaal duidelijk is. Machtig mooi toch, die natuur.

31. Koning van de wereld

Onlangs gebeurde het weer. Precies toen mijn leven op zijn kop stond en ik in een haviksei zat te staren om een glimp van de toekomst te zien, belde iemand.

“Hoe is het met je?”

“Dat zal ik straks vertellen,” antwoordde ik “Eerst moet je vertellen waarom je me juist nu belt. Ik wil dat weten. Is het toeval?”

“Ik geloof niet in toeval…”

Dingen gebeuren. De zon komt op, er vliegt een vlinder door de tuin en het straatnaambordje is per ongeluk de verkeerde kant op gedraaid. Of expres, door balorige jongeren die zouden schaterlachen als ze wisten van al die voorbijgangers in verwarring raakten.

Ik ben een dromer, een romanticus, en in mijn wereld gebeuren dingen niet zomaar. Ik houd van magisch denken. Dat straatnaambordje gaat er vast eens toe leiden dat een bevallige dame op de fiets bij mij aanbelt om de weg te vragen, waarna we lang en gelukkig samen verder leven. Die vlinder gaat vast eitjes leggen, en volgend seizoen zal ik de eitjes vinden en fotograferen, de rupsjes met mijn camera volgen tot ze zich verpoppen en er een nieuwe vlinder uitvliegt. En met die fotoserie wordt natuurlijk een prijswinnaar. En de zon… dat weet ik nog even niet, maar in mijn wereld komt de zon ook op speciaal voor mij, bestaat de achterkant van de maan alleen voor mij zodat ik daarover kan nadenken. Ik ben de Koning van mijn wereld.

Dingen gebeuren. Mensen zien dingen, horen dingen, voelen dingen en geven betekenis aan al die ervaringen. Een stofje op de tafel wordt opeens – oh oh, het is hier best wel stoffig. Ik moet hoognodig weer eens stofzuigen maar ik heb daar echt geen tijd meer voor nu. Maar ja , als ik het nu niet doe dan loop ik morgen weet te niezen. Hè jakkes, alleen al bij de gedachte krijg ik jeuk aan mijn neus. Zou dat ook door het stof komen, of is het misschien een schimmelinfectie of misschien wel een allergie, stel je voor dat ik allergisch ben geworden dan moet ik vast andere gordijnen en alle kleden van de vloer wegdoen en een ander bankstel, zo een van leer die zo koud zijn, waar ga ik dat van betalen allemaal?

…. het was een stofje, maar voor je het weet zit je met je gedachten in Tokyo.

Alles krijgt betekenis. Als baby leer je al heel snel dat er een rare ervaring is die ‘zien’ wordt genoemd en dat er een regelmaat in die ervaring zit: als er twee vlekken verschijnen die je maar even voor het gemak ‘ogen’ noemt, dan krijg je kort daarna iets toegestopt in wat je voor het gemak maar even ‘mond’ zal noemen, dat lijkt wel een goede term: mond, en dan geeft dat even later een enorm weldadig gevoel door…. vooruit, noem het je lichaam1. Ervaringen krijgen namen, en die namen maken dat je er een verhaal over kunt verzinnen. Verhalen die bestaan uit herinneringen, verwachtingen en allerlei andere gedachten.

Stel je voor, je bent een grote gele kwikstaart. Je hebt jongen die gevoerd moeten worden. Er vliegt een vlieg voorbij. Snap! Wat een geluk, wat een feest! Welk verhaal zou jij erbij maken? Het kan geen toeval dat ik zomaar met drie vliegen tegelijk bij mijn jong komt – mijn jong dat nog zó onhandig is dat het gewoon uit de snavel laat vallen. Nee, die drie vliegen tegelijk zijn een teken van een lang en gelukkig leven!

Stel je voor, je bent een vlieg. Je was een beetje aan het rondvliegen en opeens: Snap! Wat voor verhaal zou je in die laatste seconde maken? Wat een rotleven. Dit is nou mijn lot. En het was al zo kort. Ik moet wel een verschrikkelijk slecht karma hebben opgelopen in mijn vorige leven…

Dingen gebeuren. Mensen maken verhalen. “Wat bijzonder dat je nu, op dit moment belt. Dat kan toch geen toeval zijn?” Toeval bestaat niet. En ook weer wel.

Ik heb het straatnaambordje overigens weer goed gedraaid.

1 Vrij naar Jan Geurtz gemengd met Douglas Adams: A hitchhiker’s guide to the galaxy.

30. Kijken en zien

“Bestaat iets wat niet wordt waargenomen?” vroeg ik een week geleden. Het antwoord is waarschijnlijk anders dan je verwacht. Stap voor stap gaan we er komen. Een van de tussenstops op de zwerftocht die 1 april is begonnen.

“Door niet alleen te horen maar ook te luisteren kom je achter de verhalen mensen willen vertellen.” Door niet alleen te kijken maar ook te zien kom je achter… tja, waarachter kom je eigenlijk?

Stel, je zwerft door het bos. Er is van alles te zien. Boomklevers bijvoorbeeld. Geesten misschien wel. En ook kleine bloemen langs het pad.

Weet je de naam van de bloemen? Boshyacint en lelietje-der-dalen. “Hoe meer je weet van de natuur, des te meer zul je zien en genieten,” zei mijn vader vroeger. Het feest der herkenning: een ervaring die als prettig wordt ervaren omdat het herkenning oproept.

Maar eerst was er de warme herinnering aan logeren bij mijn oom en tante, waar alles zo anders was dan thuis en zo prettig. De ontbijttafel met bekers waarop lentebloemen stonden: boshyacinten en lelietjes-der-dalen met kleine elfjes erbij, prachtige meisjeswezens met bloemen als hoedje en bloemblaadjes als jurkje. En vlindervleugels natuurlijk. Wat wilde ik graag in die wonderlijke wereld samen met die elfjes verder leven.

De macro-fotograaf ligt in gedachten al op de grond, een compositie zoekend waarbij het licht van de juiste kant komt en de bloemen opgaan in een wazige voor- en achtergrond.

Er is geen dal, schreef ik. Er is geen bos, er zijn geen bloemen. Er is helemaal niets, behalve mijn gedachten.

28. De achterkant van de maan

Bestaat de achterkant van de maan? Ik heb hem nog nooit gezien. De voorkant wel, die zie ik vaak en die ziet er elke dag anders uit. En elke keer moet ik er even naar kijken. Zo bijzonder, die grote bol die vlak bij ons zweeft. En als ik denk aan al die andere bollen die door het heelal zweven, dan snap ik opeens helemaal niets van de schepping. Waarom wij, waarom hier? Soms verbeeld ik me dat ik één krater, een flink grote ergens midden onder, met het blote oog kan zien. Ik heb één bijzonder scherp oog, maar toch is het zien van die krater misschien fantasie.

Maar dan die achterkant. Die heb ik nog nooit gezien. Ik neem aan dat hij bestaat want er zijn foto’s van gemaakt. En ik geloof wel dat die foto’s echt zijn. Bovendien is het inmiddels gemeengoed om aan te nemen dat de maan een bol is, en een bol heeft ook een achterkant. Ik ken de achterkant van de maan dus uit verhalen, uit foto’s en uit logisch nadenken. En toch blijft het me boeien. Hoe weet ik zeker dat iets wat ik nog nooit heb kunnen ervaren echt bestaat?

Stel je voor dat ergens in het heelal zich iets bevindt wat nooit iemand heeft waargenomen en wat nooit zal worden waargenomen, zelfs niet indirect door de invloed op iets anders. Iets wat zich in volstrekte isolatie ergens bevindt en onopgemerkt weer verdwijnt. Als het nooit wordt waargenomen, bestaat het dan?

Deze vragen heb ik jaren terug al eens gesteld. En over een tijdje kom ik er op terug, want dankzij de spirituele lessen van de afgelopen tijd vind ik ze nóg spannender…

26. Loslaten

Het is een gouden regel bij excursies: Vertel nooit wat er niet is te ervaren. “Als u hier vorige maand was geweest, dan had u volop gezang van vogelen gehoord.” Ja lekker dan, we waren hier niet vorige maand dus eigenlijk zeg je dat het vandaag gewoon een prut-excursie is.

Ik zeg: u ziet bij dit blogje géén zwarte spechten.

Het is een gouden regel bij schrijven: Kill your darlings! Al die ideeën, zinnen, woorden die je geniaal vindt – weg ermee! Alles moet ten dienste staan van het verhaal, en overbodige ballast moet weg.

Ik had dus een geweldig idee voor dit blog. Het zou gaan over loslaten, en hoe belangrijk dat is.

Al zo’n twintig jaar mis ik het uitvliegen van spechten. Grote bonte spechten, groene spechten, zwarte spechten: ik volg ze op de voet en verheug me altijd op het moment van uitvliegen. Maar ja, dan komt het werk tussendoor en moet je ook andere nuttige dingen doen. Het dichtstbij was ik in 2012 met een groene specht die ik weken had gevolgd. ’s Ochtends zag ik de vader nog voeren, daarna moest ik even werken, en in de avond was het nest leeg. Oh, en een paar jaar later toen ik bij de zwarte spechten een leeg nest vond en opeens een jong achter me op de stam zag zitten, dat die ochtend dus was uitgevlogen.

Maar dit jaar dan! Héél stiekem hadden de zwarte spechten toch zitten broeden. Waar ze vorig jaar uitbundig roepend hun nieuwe gezin aankondigden, was het dit jaar opvallend stil. Hoewel ik bijna elke dag even kwam kijken heb ik zelfs getwijfeld óf er wel werd gebroed.

Tot deze ochtend. Zoals gebruikelijk zaten de twee jongen – jongetje en meisje – luid te krassen op de rand van het nest. Ongelooflijk, ik had het hele broeden en voeren en alles wekenlang gemist, en nu stonden ze al op het punt van uitvliegen! En het was meteen duidelijk dat het vandaag zou gebeuren.

Eindelijk, na twintig jaar, zou ik spechten zien uitvliegen. De zwarte nog wel. Zo vaak al heb ik de ouders in de buurt van het nest zien zitten roepen: ‘Kom dan, kom dan, je kunt naar buiten komen!” Meestal hadden de kinderen er nog geen zin in, en duurde het nog een paar dagen voordat het nest opeens leeg was. En nu! Op het punt van springen, en daar stond ik met mijn camera.

Ik nestelde mij tegen een boom en wachtte tot de ouders zouden komen roepen.

Toen zag ik ze. Vader en moeder zwarte specht, bij elkaar op een boom iets verderop. Rustig wachtend, kijkend naar mij. De jongen hingen uit het nest, en nu pas viel me op dat ze veel in de richting van hun ouders keken. En de ouders bleven wachten, stil.

Damn! Mijn aanwezigheid was een verstoring. In tegenstelling tot al die andere spechten in al die andere jaren zouden juist deze ouders geen geluid maken zolang ik in de buurt was. Ik stond op. Dan maar geen foto’s.

Waarom kost loslaten zoveel moeite? Waarom doe dat zo veel pijn? Het is nodig. Ouders moeten kinderen laten gaan. Kinderen moeten ouders laten gaan. Geliefden moeten elkaar laten gaan. Ik vind afscheid nemen verschrikkelijk, vooral van mensen. Maar onlangs heb ik iets ontdekt. Wat nou precies het meeste pijn doet. Dat is het afscheid nemen van alle dromen. Dromen van een toekomst samen, van de plannen die je had. Dromen in de vorm van herinneringen aan wat je samen hebt gedaan; herinneringen die een prachtige zonnige gloed krijgen. Het meest pijnlijke van afscheid nemen, is het afscheid nemen van je dromen.

Toen ik me dat realiseerde, werd het opeens veel makkelijker. Jammer dan van die spechten. Laat het maar een droom blijven om dat uitvliegen ooit te zien. Belangrijker is dat ze goed terecht komen. De volgende ochtend was het nest inderdaad leeg en hoorde ik de ouders in de omgeving roepen, bezig met hun nu vrije kinderen.

Na twintig jaar dus geen foto’s. Ook bij dit blogje géén foto’s van de zwarte spechten die uitvliegen, zelfs niet van de ouders en jongen als illustratie bij een tekst over ‘loslaten’. Die foto’s houd ik voor mijzelf, voor mijn droom. Want als ik zo bezig blijf met wat ik allemaal niet hebt, vergeet ik misschien te kijken. Zeg nou zelf, zo’n steenuil is toch ook een schatje?